BertelBrauckman

Bertel Brauckmann geb. 08-03-1943 in Venlo en intern op het Bisschoppelijk College in Roermond van 1958 tot 1963.


Met veel internaatservaring kom je dan, nadat je de MULO gedaan hebt, en dus al wat ouder, de 1e dag binnen lopen en hoort meteen dat ene “de Piemel” de nieuwe Prefect geworden is. “De Piemel” was Otto Jansen, een wereldheer, een geestelijke die direct onder de bisschop viel, en niet in een of andere parochie werkte, maar b.v. op een internaat, als het “onze”.

In mijn ervaring neemt deze nieuwe prefect, deze naam was hij achteraf absoluut onwaardig, een centrale plek in mijn 5 jaar op het College in. Waar in het begin nog de sfeer van de vorige zeer strenge prefect ene “Gos” heerste, veranderde in de loop van onze tijd, het internaat en er kwam een relatief prettig leefklimaat met moderne opvattingen en, ik mag best zeggen, een uitstekende sfeer. Stonden in het begin nog prullenbakken met kranten erin in de fik, want we moesten vaker voor straf in de kou buiten blijven. Waren er regelmatige stevige krachtmetingen met de oude garde, zoals Castro, alias “Bello” en de andere oudere surveillanten (de wereldheren, die daar woonden). Het middageten samen met deze wereldheren en een tafelindeling, die zeer hiërarchisch was. Je moest opklimmen van jongste bediende (“Piccolo”) tot “tafeloudste”, die zich helaas maar al te vaak te goed deden aan het beste en meeste van de maaltijden. Deze maaltijden werden toen nog bereid door de zusters die in het naastliggende pand woonden. Zij deden ook de chambrettes (want we sliepen op grote zalen verdeeld in superkleine “hokjes”) en ons bedden- en linnengoed. De indeling was in groepen bijna analoog aan de schoolklassen indelingen. Maar er werd ook rekening gehouden met je ontwikkeling qua leeftijd en dergelijke. Zo kon het dus zijn dat je in een “klasje” (want zo noemde men dat toen) kwam met ook andere internen, dan alleen je klasgenoten. Voor mij best prettig, want ik was gemiddeld 2 jaar ouder dan mijn klasgenoten, door die eerder gevolgde MULO. Het verblijven op de cour een zeer grote speelplaats waarvan een kleiner deel alleen van de internen, “kippen”, was. Een extern, “boer”, moest niet durven daar zomaar te komen, dat stukje was heilig en daarnaast nog een heel grote cour voor de externen tijdens de school- en studie-uren. Tijdens de winterse sneeuwballen- gevechten tussen “de boeren en de kippen” was dit stukje cour een niet veroverbaar territorium voor de boeren, al waren ze met 5 keer zoveel leerlingen in de numerieke overmacht aanwezig, dat was en bleef ons domein ! Als de externen weg waren, konden wij internen daar zalig voetballen en nog wel op hoog nivo ! In de aangrenzende, opgeheven oude, kerk konden we tot diep in de winter binnen sporten. Met name volleybal werd hier veel gespeeld. Ook de dagelijkse dagopening met de H. Mis, voor elke intern toen nog verplicht, werd afgeschaft en omgezet in per leeftijd en facultatief, met 1 of 2 keer per week. Otto Jansen realiseerde in korte tijd een heel andere sfeer. Meer openheid en inspraak. We mochten de stad in en dan was de Paardestal (“de Paersjtal”) een waar trekpleister voor ons. Ook mochten we met de interne meisjes van Ursula naar de dansles van Pietje Moors in de stad. Het klinkt nu raar, maar dit was voor die tijd geweldig. Zelfs voor het vieren van onze verjaardagen mochten op de kamer van de prefect ons feestje vieren. Een heel bijzondere gebeurtenis, omstreeks februari 1962, was illustrerend voor de verhoudingen van toen. Vlak voor Carnaval was er een bal in de stad, waar we naar toe wilden. Met een groep van ca. 8 gingen we er stiekem vandoor en lieten een raam van de spreekkamer, grenzend aan de Christoffelstraat, op een kier, maar onzichtbaar, openstaan. Overtuigd van “dat hebben we goed voor elkaar”, kwamen we diep in de nacht binnen. Alles ging goed, dachten we, en we sloten het raam en bij het verlaten van de spreekkamer stond de piemel in de gang, voor de deur. Hij moet daar dus al uren gestaan hebben en het enige wat hij zei was: “welterusten” …verder helemaal niets. Alle 8 dropen we af, naar boven en hebben uren lang liggen woelen in bed, oei, oei, wat zou er gaan gebeuren ? Zouden we van school gestuurd worden, wat hing er boven ons hoofd? Hij liet ons ook de volgende dag gewoon naar school gaan, en pas de avond erna riep hij ons allemaal bij zich. Hij zei heel weinig en heel rustig: “Jullie hebben het onderling vertrouwen geschaad en dat heeft gevolgen voor onze omgang in de komende tijd. Daarom werden enkele verworven privileges ingetrokken.” (Maar geen onzinnige straffen !) Je kunt je wellicht voorstellen wat dit voor een geweldige pedagogische uitwerking had. We hebben toen, alle 8, de weken erna echt ons best gedaan om het vertrouwen te herstellen en dat lukte. En hij liet toen ook “sportief” weten, na enkele weken, dat het weer goed was.

En dan ons bezoek aan de interne meisjes van Ursula met Sinterklaas. Met Lex de Wever als “onze” Sinterklaas en wij allemaal als Zwarte Pieten drongen we de studiezaal bij hun binnen. De oude non die er “de wacht hield” liet ons onze gang gaan en iedereen had de grootste lol. Nog groter werd de pret toen de leiding, intussen gealarmeerd van deze overval, binnen kwam stormen en luid riep “Waar komen jullie vandaan” en onze Sint kalm en duidelijk zei: “…uit Spanje….” Grote hilariteit alom. We moesten onmiddellijk vertrekken. Enkele dagen later realiseerden de Ursula nonnen zich dat het toch eigenlijk allemaal erg leuk, ludiek en onschuldig was. Daarom werden we uitgenodigd op een zondagmorgen bij hun op de koffie en een stuk Limburgse vlaai op bezoek te komen.

Het buitensporten deden we op het prachtige grote landgoed Schöndeln. Een waar paradijs voor de overwegend sportminnende internen. Je kon er werkelijk alles: tennissen, hockeyen, voetballen, atletieken, zwemmen.

In de laatste twee jaar, v.a. sept. 61, was een deel van de nieuwbouw van de school op Schöndeln klaar en de internen van de HBS-A (dus klas 4 en 5) moesten dagelijks met de fiets naar Schöndeln. Intussen werd ook het nieuwe internaat gebouwd en opgedeeld in drie flats A, B en C. Wij hebben daar toen alleen maar “het in aanbouw” van gezien. Want de school en de sportzalen moesten eerst klaar.

Onze internaatsleiding bestond toen uit: Otto Janssen als Prefect (“de Piemel”, als hij ons kon horen zeiden we angstvallig, eh, eh, de “peimel”… hij glimlachte dan), de heer Castro (“Bello”, waarnemend prefect. Hij liet aanvankelijk de handjes nogal eens wapperen en kwam tot ware gevechten met leerlingen. Maar de geheel andere aanpak van deze prefect deed ook hem veranderen), de heer Offermans (eigenlijk meer een artiest, acteur), de heer Van Stiphout (de kalmte zelf; die o.a. de internen fotoclub begeleidde, waar ik toen lid van was. Hij deed niets bijzonders hoor, maar dat was toen zo. Achter in de diverse jaarboeken staat regelmatig: fotobijdragen van de heer Van Stiphout, nee hoor, die kwamen voor een groot deel van mij af), de heer Teurlings (een nog erg jonge geestelijke, en best fel en driftig) en ook ene heer Spierings, die beiden vaak in het internaat actief waren.

Verder vergeet ik ook niet de zgn. academies. Er waren er drie, twee voor de binnen- en buiten-externen, en een, de Dr. Blomacademie, alleen voor de internen was, met de heer Thielens als moderator. Deze erg formele “uitgedroogde” academie ging terecht ter ziele. Ik voelde me er als secretaris resp. voorzitter ook erg ongelukkig in. Onder mijn leiding ging het ter ziele…….en door toedoen van enkele creatieve en actieve mede internen werd het in een andere, aan de tijd aangepaste vorm, omgezet. Hulde aan Freek Veldhuis, hij had de lef en kunde!.

Directeur was aanvankelijk de heer Jochems, die later door de Bisschop benoemd, “geroepen” werd om het groot seminarie van Rolduc te gaan leiden. De heer Coenen, leraar Nederlands, werd toen de nieuwe directeur. Met het weggaan van Jochems verdween weer iemand van de oude stempel, erg streng en zeer afstandelijk. De heer Coenen was een aimabel, deskundig en democratisch leider. De excessen, die in de eerste jaren nogal eens plaats vonden op school, verdwenen m.i. daardoor ook snel en de verhoudingen werden ook daar heel anders. Maar die excessen die hadden wel iets bijzonders, iets wat ons als internen groep verbond.

Toen ik eens voor een heel grote groep leerlingen een excursie georganiseerd had naar de OPEL autofabrieken in Antwerpen en alles goed voorbereid was, dat dacht ik trots, riep hij mij op de cour in de wandeling even bij zich. Bertel, zei hij vriendelijk, fantastisch wat je georganiseerd hebt, maar heb je ook gedacht aan wie die dag de verantwoording heeft ? En zijn jullie die dag verzekerd voor van alles en nog wat ? Juist, dat had ik vergeten en meteen geleerd. Er gingen daarom een heel stel enthousiaste leraren mee en er werd een collectieve verzekering afgesloten. Het werd trouwens een geweldige dag.

Tot slot wil ik nog kwijt dat wij internen op een geweldige manier, op weg naar zelfstandigheid en volwassenheid begeleid werden naar ons eindexamen. De periode van deze 5 jaar internaat waren voor mij, hoe gek het voor menig ander ook mag klinken, een van de vele mooie periodes van mijn leven. Later toen ik zelf enkele jaren groepsleider werd op een ander jongensinternaat heb ik er heel vaak aan teruggedacht, maar niet alleen toen…..

Ik juich dit initiatief, om tot een rëunie te komen, ten zeerste toe, maar hoop toch wel dat er enkele jaargenoten van mij ook zullen komen.

Enkele “bevriende klas- c.q. klasjesgenoten” waren toen: Patrick Breukers, Lou Maessen (+), Phil Luyten, Frans Spauwen, Wim Peijnenburg, Rob Vermijs, Pedro Wever, Herman Savenije en Alf Poell. (sorry, voor wie ik vergeet !)

N.B. De volgende jaarboeken zijn in mijn bezit: Nr. 16 van 1961 en Nr. 17 van 1961/1963 en (Nr. 18 heb ik helaas niet !) en Nr. 19 van 1965/1967 (toevallig) en verder ontzettend veel foto’s.

Bertel (alias “Kareltje” dankzij Herman Savenije, de “Witte”) Brauckmann, Vught, 30 dec. 2006.

BertelBrauckman (last edited 2009-02-19 15:01:14 by localhost)